Samenvatting Ontstaan en ontwikkeling van criminaliteit: Colleges en artikelen - Hoofdstuk 7 - Studeersnel (2024)

Vak

Ontwikkelings- en levensloopcriminologie (R_OntenO)

68Documenten

Studenten deelden 68 documenten in dit vak

Universiteit

Vrije Universiteit Amsterdam

Studiejaar: 2011/2012

Geüpload door:

Anonieme student

Dit document is geüpload door een student, net als jij, die anoniem wil blijven.

Vrije Universiteit Amsterdam

Reacties

inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.

Andere studenten bekeken ook

  • Ontwikkeling en levensloop criminologie dephnie
  • Samenvatting van Ontwikkelings- en Levensloopcriminologie jaar 2022
  • Ontwikkelings- en levensloopcriminologie 2020-2021 (VU)
  • Hoorcolleges Ontstaan en Ontwikkeling - Samenvatting HC 1 - 9
  • Literatuur week 8
  • Literatuur week 7 - artikelen week 7

Gerelateerde documenten

  • Literatuur week 5 - artikelen week 5
  • Literatuur week 4 - artikelen week 4
  • Artikelen week 3
  • Stof week 2 - Artikelen week 2
  • Artikelen week 1 Ontwik
  • Samenvatting Ontstaan en ontwikkeling van criminaliteit: Theorieën

Preview tekst

Hoofdstuk 7 Adolescentie en delinquentie

  • De vraag die centraal staat in dit hoofdstuk is: hoe kan worden verklaard waarom zoveeladolescenten beginnen met het plegen van delicten?

  • Sutherland verklaarde in zijn differentiële-associatietheorie criminaliteit vooral door leren in eensociale context. De begrippen interactie en communicatie stonden hierbij centraal. Twee elementenzijn van belang in deze theorie: de inhoud van datgene wat geleerd wordt, en het proces waardoorleren plaatsvindt. Het probleem met de differentiële-associatietheorie is dat er slechts een beperktantwoord mee gegeven kan worden op de vraag waarom adolescenten beginnen met criminaliteit.

  • De sociale-controletheorie van Hirschi: Hirschi hanteerde het uitgangspunt dat alle mensen inprincipe geneigd zijn tot crimineel gedrag. Iedereen is geneigd de wet te overtreden en alleenwanneer iemand genoeg bindingen met de samenleving heeft, stopt dit het crimineel worden. Hetprobleem met de sociale-controletheorie van Hirschi is dat niet verklaard wordt waarom sommigemensen wel en andere niet in staat zijn bindingen aan te gaan.

  • Op basis van de longitudinale informatie verzameld in de Pittsburgh Youth Study kwam Loeber meteen beschrijvend model van de ontwikkeling van antisociaal gedrag.: the Three DevelopmentPathway model. Kernidee van het model is dat drie typen gedragingen onderscheiden dienen teworden: opstanding voornamelijk zelfdestructief gedrag (voor het 12de jaar), openlijk agressiefgedrag confrontationeel en heimelijk destructief gedrag.Het model van Loeber heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het verkrijgen van inzichtin de ontwikkeling van delinquent gedrag onder jongeren. Het model beschrijft de ontwikkeling vanhet gedrag, maar gaat niet in op waarom jongeren beginnen met het plegen van delicten.

  • Met het verschijnen van de Dual Taxonomy-theorie van Moffitt kwam er voor het eerst een theoriewaarin expliciet getracht werd te beschrijven waarom adolescenten beginnen met het plegen vandelicten.Zoals de naam aangeeft, beschrijft de Dual Taxonomy-theorie van Moffitt een model waarintwee typen worden onderscheiden. Aan de ene kant het type delinquent dat in de vroege kindertijdbegint met het vertonen van problematisch antisociaal gedrag en geleidelijk aan een chronischelevensstijl ontwikkeld. En aan de andere kant het type delinquent dat daarmee begint in deadolescentie en er voor de volwassenheid weer mee ophoudt.Moffitt beschrijft een proces waarbij van jongs af aan sprake is van een opeenstapeling vanop elkaar inwerkende negatieve factoren (cumulative risk factors), zowel bij het kind als bij deomgeving. Door de combinatie van deze factoren ontstaat een negatieve spiraal, waardoor hetantisociale gedrag verergert. In de Dual Taxonomy-theorie wordt dit de life-course-persistentdelinquent genoemd.In tegenstelling tot het hiervoor beschreven type delinquent is de ontwikkeling van de in deadolescentie beginnende delinquent niet pathologisch. Het merendeel van de adolescenten blijkt weleens een delict te plegen, zodat dit als een bijna normaal maatschappelijk verschijnsel zou kunnenworden beschouwd. De oorzaak hiervan wordt door Moffitt toegeschreven aan de ‘maturity gap’. Dematurity gap staat voor de discrepantie tussen fysiek en maatschappelijk volwassen zijn. Fysiek is eenmens volwassen als hij in staat is zich voort te planten. Maatschappelijk volwassen status heeft temaken met het aanzien in de ogen van anderen. De discrepantie tussen fysiek en maatschappelijk

volwassen zijn zorgt voor (onbewuste) frustratie die zou leiden tot delinquent gedrag omdat dergelijkgedrag in de ogen van die jongeren een statusverhogend effect heeft. Dat kijken ze af van de life-course-persistent delinquent, die zich niks aan lijkt te trekken van regels en verbod, en daarmeevolwassen privileges verkrijgt (denk aan geld, een auto of seks), en ook nog behoorlijk veel volwassenaandacht genereert. De beginnende adolescente delinquenten gaan dat gedrag imiteren (mimicry).Zodra met het ouder worden de maturity gap kleiner wordt, blijkt dat het niet-plegen van delictenmeer kansen biedt op begerenswaardige zaken als een relatie of een vaste baan. En dan wordtgestopt met het vertonen van delinquent gedrag.Moffitt gaf het type delinquent dat in de adolescentie begint met het plegen van delicten, denaam ‘adolescene-limited’. Met die naam wordt sterk benadrukt dat het bij dit type gaat om tijdelijk,alleen gedurende de adolescentie vertoond, gedrag. Maar om verschillende redenen wordt de termadolescence-onset geprefereerd.Ernstige delinquente adolescenten vormen volgens Moffitt geen hom*ogene groep.Afhankelijk van de leeftijd waarop hun delinquente gedrag begon, verschillen ze van elkaar in deachterliggende oorzaken van hun delinquente gedrag en in de prognose op toekomstig crimineelgedrag.

De Dual Taxonomy-theorie van Moffitt heeft op de eerste plaats bijgedragen aan inzicht in deontwikkeling van de life-course-persistent delinquent. Het inzicht in de ontwikkeling van deadolescence-onset delinquent is helaas minder diepgaand. De notie van de maturity gap lijkt nietafdoende om bijvoorbeeld te verklaren waarom de meeste adolescenten slechts sporadischdelicten plegen, maar anderen op een vergelijkbaar delinquent niveau belanden als de life-course-persistent delinquent. Om daar meer over te weten te komen zullen we nu overstappen op eenbeschrijving van de theorie van Mark Warr.

  • In 2002 kwam Warr met een theorie over de ontwikkeling van delinquent gedrag in deadolescentie. Jeugdcriminaliteit bestaat voor het overgrote deel uit groepsdelinquentie. Delictenworden gepleegd door kleine groepjes, van gemiddeld drie á vier jongeren. De groepjes ontstaangrotendeels door toevallige samenloop van omstandigheden, wisselen steeds van samenstelling enbestaan maar heel tijdelijk. Het gaat dus zeker niet om vaste georganiseerde verbanden. Derelevante vraag voor dit hoofdstuk is natuurlijk waarom jongeren aan dergelijke groepsvormingdoen. De theorie van Warr gaat hier expliciet op in, en daarbij gebruikt hij de term peers, dat hetbeste vertaald kan worden met ‘leeftijdgenoten’.Warr stelt dat aan het begin van de adolescentie, jongeren een verwarrende periodedoormaken. Er is sprake van een nieuwe omgeving, nieuwe fysiologische processen en een geleidelijklosmaken van het ouderlijk huis. Al die veranderingen leiden tot onzekerheid over de eigen identiteiten de behoefte tot een nieuwe identiteit te komen. Voor de vorming daarvan richten jongeren zichprimair op andere jongeren. Jongeren verlangen naar de goedkeuring van andere jongeren. Datverschaft status en daarmee identiteit. Jongeren hebben daarom de neiging zich te conformeren aanandere jongeren. Uit onderzoek komt een belangrijke ondersteuning voor dit deel van zijn theorie,want de neiging tot conformeren aan leeftijdgenoten blijkt een vergelijkbare curve te vormen als deeerder besproken age-crime-curve, met de piek rond het 17e, 18e jaar.angst om bespot te worden is naast de behoefte aan status de andere grote drijfveer achterhet gedrag van jongeren. Onderling is er overigens een sterke samenhang: door te conformerenwordt het gevaar bespot te worden en dus status te verliezen verminderd. De derde drijfveer isloyaliteit. Loyaliteit aan vrienden is bij jongeren zo sterk dat het als belangrijker wordt gezien dan

neiging tot conformeren naar leeftijdgenoten neemt af na het 18e jaar. Dat betreft wel een mentaalproces, maar van een andere aard dan het aan sociale binding gerelateerde proces, zoals Sampsonen Laub dat voor ogen hadden.

  • In de theorie van Moffitt wordt een derde verklaring voor het stoppen gegeven. Voor de grootstegroep delinquenten geldt dat de verklaring waarom zij delinquent gedrag vertonen, verdwijnt methet ouder worden. De maturity gap is er immer niet meer naarmate jongeren opgroeien en op diewijze een volwassen status bereiken, bijvoorbeeld door het aangaan van een relatie of het verkrijgenvan een baan.

Hoofdstuk 5 Adolescent

  • In hoeverre is de hedendaagse adolescent vergelijkbaar met de jongere van een halve eeuw of eeneeuw geleden?

  • We zullen ons in dit korte, inleidende hoofdstuk beperken tot een schets van enkele opvallendeinzichten in de rol van de puberteit en van de ontwikkeling van het denken en de gevoelens. Maarvoordat we die kwesties behandelen, presenteren we eerst een schets hoe het er met dehedendaagse jeugd in Nederland en België voor staat. Dat doen we vanuit een internationaalvergelijkend perspectief.

  • We kunnen zeggen dat het vanuit een internationaal perspectief beschouwd bijzonder goed gaatmet de Nederlandse jeugd in het algemeen en dat het zeker niet slecht gaat met de Belgische jeugd.

  • Is de jeugd van nu nog wel te vergelijken met de jeugd van vroeger? Is de adolescentie de afgelopendecennia niet zodanig veranderd dat we het inmiddels over heel iets anders hebben dan 25, 50 of100 jaar geleden? Om daar iets over te kunnen zeggen zullen we ons in deze paragraaf richten optwee fascinerende, complexe veranderingsprocessen. Het eerste betreft de relatie tussenadolescentie en volwassenheid; het tweede betreft de relatie tussen jongeren en hun ouders.

  • Aan de ene kant zijn er verschillende ontwikkelingen die wijzen op een ‘uitstel’ van volwassenheidin de zin van op eigen benen staan. Hier staan echter andere ontwikkelingen tegen over.

  • Misschien is het te eenvoudig om van ‘uitstel’ van volwassenheid te spreken, en moeten weconcluderen dat de relatie tussen adolescentie en volwassenheid diffuser is geworden, dat hetonderscheid en de overgang tussen beide althans minder scherp liggen dan een á twee generatiesgeleden.

  • Ook het tweede veranderingsproces, betreffende de relatie tussen adolescenten en hun ouder, istweeslachtig.

  • In het algemeen kunnen we dus concluderen dat de adolescentie inderdaad aanzienlijk isveranderd. In elk geval ligt de overgang tussen adolescentie en volwassenheid minder scherp danenkele generaties geleden en lijkt de verhouding tussen adolescenten en hun ouders gelijkwaardigeren minder hiërarchisch geworden. Omdat dit niet alleen opgaat voor de gezinsverhoudingen, maareen meer gelijkwaardige verhouding en een minder scherp contrast tussen adolescentie envolwassenheid ook in het onderwijs en in allerlei andere maatschappelijke sferen – bijvoorbeeld bijpolitie en justitie – als normaal wordt beschouwd, kan dit spanningen opleveren voor jongeren die

van huis uit niet met dergelijke beelden en ervaringen zijn opgegroeid. Die frictie zien we met namebij groepen allochtonen jongeren die een traditionele opvoedingscultuur kennen.

  • Agressief gedrag hangt samen met ‘verkeerd denken’, maar dat verkeerde denken hangt op zijnbeurt vaak sterk samen met gevoelens van boosheid. Emoties blijken bij het ontstaan en voortdurenvan problematisch gedrag van adolescenten een aanmerkelijk belangrijker en vaak een andere rol tespelen dan lange tijd is gedacht. Het is zowel voor de etiologie van crimineel als voor de reactiedaarop van belang daarmee rekening te houden. We zullen kort stilstaan bij enkele emoties die voorhet onderwerp van dit boek van direct belang zijn: schaamte, schuld en empathie, die wordengerekend tot de ‘self-conscious emotions’.
  • De ervaring van schaamte heeft altijd te maken met wie we zijn; schuldgevoel draait daarentegenom wat we gedaan hebben. Schuldbesef brengt ons veel minder als tekortschietend persoon in hetgeding, maar stelt ons handelen centraal.
  • Empathie, het vermogen om je in de gevoelens van andere te verplaatsen. In de psychiatrie wordenmet name twee stoornissen in verband gebracht met gebrekkige empathie: psychopathie enautismespectrumstoornissen. Bij beide stoornissen is gebrek aan empathie een kernsymptoom.

Hoofdstuk 22 Jeugdgeweld in historisch perspectief

  • In dit artikel stel ik de vraag of de historische studie van gewelddadigheid ons inzicht kan verdiepenin de problematiek van de eigentijdse agressie. Na een korte inleiding stel ik vast dat ookjongemannen uit de maatschappelijke elites lange tijd een geweldscultuur kenden, maar dat detoplaag van de samenleving op den duur geheel gepacificeerd raakte. Daarna probeer ik vormen vangeweld onder de lagere klassen en daarbij betrokken groepen in het verleden in kaart te brengen.Vervolgens bespreek ik de cultuur van mesvechters uit de zeventiende en achttiende eeuw, met hunrituelen en specifieke noties van eer. Ten slotte vergelijk ik de situatie in Amsterdam rond 1700 metdie in het huidige Nederland.

  • De vraag naar het jeugdgeweld in het verleden is tot op zekere hoogte een anachronistische. Totvoor kort bestond een begrip als ‘jeugdgeweld’ niet, eenvoudigweg omdat ‘jeugd’ geenonderscheiden categorie vormde.

  • Pas in de loop van de twintigste eeuw onderkende men een zelfstandige problematiek vanagressieve jongeren. Er zijn dus geen kant-en-klare historische parallellen aan te wijzen voor wat wenu jeugdgeweld noemen. Voor onze historische exercitie kunnen we niettemin in twee richtingenzoeken. Ten eerste zijn er gegevens over het geweld van afzonderlijke groepen, die althans voor hetmerendeel uit jongeren bestonden. Ten tweede kunnen we gewelddadige jongeren opsporen doormiddel van de geregistreerde leeftijden van de personen die met justitie in aanraking kwamen.

  • Geweld, als ‘tijdverdrijf’ of als middel tot oplossing van conflicten, heeft sterk aan maatschappelijkewaardering ingeboet. Velen zijn geweld ontwend, en wie sociaal wil stijgen, zal het geweld moetenafzweren. Dit is zo gebleven in de laatste drie decennia van de twintigste eeuw, ondanks stijgendegeweldscijfers.

  • Collectief geweld onder de lagere klassen in het verleden betrof vaak de rituele verdediging van eenterritorium.

  • We kunnen hier een grove driedeling maken: collectief met mes (zeventiende/achttiende eeuw),

de adolescentie.

  • Drie belangrijke observaties over criminaliteit
  1. Verband delinquent gedrag en delinquente vrienden sterk.
  2. Veel criminaliteit daadwerkelijk samen met leeftijdgenoten.
  3. Opmerkelijke overeenkomst in toename criminaliteit tijdens adolescentie en toename in omgangmet leeftijdgenoten.
  • Waarom zijn peers zo belangrijk in de adolescentie volgens Mark Warr? (bovenstaande onder 3.)
  1. Vaak samen (school en daarbuiten)
  2. Activiteiten vooral met leeftijdgenoten
  3. Losmaken van ouders
  4. Onzekerheid, zoeken naar identiteit
  5. Leeftijdgenoten bieden ondersteuning
  6. Peers zijn rolmodel, referentiegroep
  7. Vrijheid verplichtingen
  8. Prettig voelen bij leeftijdgenoten, ‘jezelf zijn’
  9. Belangrijkste podium voor status

Mark Warr zegt dat leeftijdgenoten nuttig zijn, maar in veel omstandigheden leidenleeftijdgenoten ook tot crimineel gedrag.

  • Invloedprocessen / groepsmechanismen Warr sluit aan bij eerdere ‘invloeds’-theorieën van Sutherland en Akers (overdracht van deviantedefinities, sociale bekrachtiging en imitatie) maar onderscheidt ook nog andere invloedprocessen /groepsmechanismen.
  1. Bang om bespot te worden
  2. Loyaliteit
  3. StatusAndere groepsmechanismen die vooral in grote groepen optreden zijn volgens Mark Warr
  4. Anonimiteit, minder kans op ontdekking
  5. ‘diffusion of responsability
  6. Rowdy behaviour
  7. Groep als ‘moral universe’
  • ‘peers’ volgens Warr ook verklaring stoppen met criminalitiet
  1. Bij ouder worden andere bezigheden.
  2. Minder tijd met vrienden.
  3. Trouwen/werk leidt tot minder tijd met vrienden – minder criminaliteit
  4. Pas effect als omgang met vrienden afneemt

Hoorcollege 3 Meisjes

  • Plegen meisjes minder criminaliteit?

  • Plegen ze minder ernstige criminaliteit?

  • Hebben ze dezelfde of verschillende risicofactoren

  • Hebben ze dezelfde ontwikkeling?

  • Wat zeggen de cijfer?

  • Stijging geregistreerde criminaliteit meisjes harder dan bij jongens, vooral geweldsdelicten

  • Verschillen zelfrapportage veel minder groot – op 15 jaar zelfs gelijk

  • Piek meisjes eerder (15 jaar) en bij jongens (18-20 jaar)

  • Welke vragen roepen de cijfers op:

  • Wat weten we over achtergronden, verklaringen voor delinquent gedrag bij meisjes?

  • Moeten we ze hetzelfde aanpakken als jongens?

  • Verklaringen criminaliteit meisjes/vrouwen

  • Vroege criminologische theorieën

  • Feministische theorieën

  • Klassieke en genderspecifieke theorieën

  • Levensloop- en ontwikkelings-criminologische theorieën

  • Differential vulnerability hypothese – differentiële kwetsbaarheid hypothese

  • Differential exposure hypothese – differentiële blootstelling hypothese

Dit zijn hypothesen die getoetst worden als het gaat om verschillen tussen jongens en meisjes incrimineel gedrag. Dus oorzaken verschillen delinquentie tussen meisjes en jongens:

  • blootstelling: meisjes en jongens worden verschillend blootgesteld aan risicofactoren. Verschil aanblootstelling in de ZELFDE risicofactor.
  • VB: Meisjes meer traumatische ervaringen dan jongens, jongens meer ADHD dan meisjes
  • Sensitiviteit: risicofactoren hangen sterker samen met delinquentie van meisjes dan van jongens(hebben meer impact).
  • VB: internaliserende (angst, depressie) hangen sterker samen met delinquentie van meisjesdan van jongens.

Risico- en beschermende factoren

  • Waarom zijn jongens meer delinquent dan meisjes?
  • Meisjes meer beschermd door gezinsfactoren
  • Meisjes minder blootgesteld aan verkeerde vrienden
  • Beschermende factoren meisjes-Meisjes meer binding en controle door gezin
  • Meisjes delen meer met moeder
  • Moeder meer interesse naar dochters
  • Goede schoolprestaties

Wat vinden Moffitt e. in ‘sec differences in antisocial behavior’ van blootstelling en sensitiviteit?

  • Meisjes en jongens beginnen op de zelfde leeftijd met het vertonen van antisociaal gedrag (age ofonset  hoofdstuk 7) maar dat zou wel eens verschillende oorzaken kunnen hebben.
  • Moffitt vindt heel weinig verschillen in kwetsbaarheid/sensitiviteit (vulnerability) dus in desamenhang tussen risicofactoren en delinquentie. Ze vindt er een paar met een KLEIN verschil:gezinsproblemen, intelligentie en undercontrolled hyperachtivity. Dus zij vindt dat haar dual-taxonomy theorie ook van toepassing is op meisjes (zelfde risicofactoren).
  • Moffitt vindt wel een verschil in blootstelling. Volgens haar worden jongens vaker blootgesteld aanrisicofactoren dan meisjes. Hyperactivity problems, peer relationships (Warr), negative emotionality,

Hoorcollege 7 Preventie en interventie

-

Samenvatting Ontstaan en ontwikkeling van criminaliteit: Colleges en artikelen - Hoofdstuk 7 - Studeersnel (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Kelle Weber

Last Updated:

Views: 6190

Rating: 4.2 / 5 (73 voted)

Reviews: 88% of readers found this page helpful

Author information

Name: Kelle Weber

Birthday: 2000-08-05

Address: 6796 Juan Square, Markfort, MN 58988

Phone: +8215934114615

Job: Hospitality Director

Hobby: tabletop games, Foreign language learning, Leather crafting, Horseback riding, Swimming, Knapping, Handball

Introduction: My name is Kelle Weber, I am a magnificent, enchanting, fair, joyous, light, determined, joyous person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.